Communicatie op hoog niveau
Onze taxichauffeur spreekt gebrekkig Engels, wat hem er niet van weerhoudt om overal enthousiast antwoord op te geven. Ik doe net zo goed alsof ik hem helemaal begrijp. Dat we voor een groot deel langs elkaar heen praten doet er niet toe. Ook met onze paardensprongen bestrijken we uiteindelijk een heel veld aan mogelijke gespreksonderwerpen.
Na twee dagen aan de zuidkust te hebben doorgebracht zijn we op weg naar Udawalawe, een natuurgebied in het binnenland waar we olifanten hopen te zien. Met de oncomfortabele treinreis nog vers in het geheugen hebben we onszelf voor deze 120 kilometer op privévervoer getrakteerd. Voor het geld hoeven we het niet te laten.
Ik zit voorin, A. op de achterbank. Als ik het goed begrijp heeft onze chauffeur vier jaar op het vliegveld van Dubai gewerkt als bagageverwerker. Naast de taxi schnabbelt hij bij als bruiloftsfotograaf. Zijn vrouw is accountant bij een overheidsdienst. Ze hebben een zoontje van elf en een zoontje van zes. Onderwijl biedt hij ons aan om ook de komende dagen voor ons te rijden, wat we vriendelijk afslaan. Hij dringt verder niet aan. Ook heeft hij het over de politieke situatie in zijn land. De details ontgaan me grotendeels, maar hij is verrassend fel. De premier moet weg, de president is goed. Eind dit jaar zijn er verkiezingen.
‘And then it will be better?’ vraag ik. Hoe langer het gesprek voortduurt, hoe slechter mijn eigen Engels wordt. Maar wat doet het ertoe. Dit is het soort contact dat ik op onze reizen door zuidoost Azië zo miste.
Hoewel het opvallend rustig is op de weg, rijdt onze chauffeur voorzichtig en verantwoord. Ik ga me steeds meer op mijn gemak voelen, hier in Sri Lanka. De hitte begint te wennen, het landschap is prachtig, de mensen zijn aardig.
Dan hoor ik opeens een geluid uit het rugzakje aan mijn voeten komen. Het is mijn telefoon. Ik zie aan het nummer dat het onze dochter is. Normaal gesproken appen we elkaar alleen. Er is dus iets aan de hand. Toch niet met haar, hoop ik, of met iemand anders uit de familie? Een sterfgeval waarvoor we meteen naar huis moeten komen? Bang om in de consternatie op een verkeerde knop te drukken, geef ik het rinkelende apparaat snel door aan A. op de achterbank.
Het is niet wat we denken. In Nederland is alles in orde. Onze dochter wil juist weten hoe het met ons gaat. Er zijn namelijk aanslagen gepleegd, hier op Sri Lanka. Wat? Een paar uur geleden. In een aantal kerken en luxehotels. Met honderden doden. Nee! Jezus. In het Engels vraagt A. onze chauffeur of hij hiervan op de hoogte is.
‘Yes,’ zegt hij laconiek. ‘I was talking about that with your husband.’
(ga verder naar deel 5: bericht van de Nederlandse ambassade)