De struisvogel en de angsthaas
In ons dagelijks leven is A. de optimist en ben ik de pessimist. Waar ik beren op de weg zie, wuift A alles weg met een ‘ah joh, het komt wel goed.’ Als we het onvriendelijker willen formuleren, dan zouden we A. een struisvogel kunnen noemen en mij een angsthaas. Hoe kunnen zulke tegenovergestelde diersoorten in een crisissituatie ooit tot een gezamenlijke strategie komen?
Over één ding zijn we het gelukkig eens: we zien er geen heil in om hals over kop naar het vliegveld af te reizen, om ons daar te voegen bij de drommen wanhopige toeristen die allemaal zo snel mogelijk naar huis willen. Trouwens, als ik terrorist was, zou ik het wel weten. Nee, dan blijven we liever in de relatieve rust en de relatieve koelte van het hoogland, om ons hier te beraden op onze volgende stap.
De internationale pers heeft het dan wel over de toenemende spanningen in het land, maar afgezien van de drie soldaten met kalasjnikovs die het belangrijkste kruispunt bewaken, merken we er weinig van, hier in Ella. Op de ochtendmarkt kopen we weer zo’n verrukkelijke ananas die we ook al in het zuiden zijn tegengekomen. Ze zijn langwerpiger en hebben kleinere schubben dan de soort die je in Nederland kunt kopen.
Nadat we de hoofdstraat hebben verkend, met zijn vele drukbezochte cafés, restaurants en souvenirwinkels, wandelen we via een steil weggetje omhoog naar het station. Daar nemen we een voorschot op het gunstigste scenario – dat we onze vakantie kunnen voortzetten – door alvast plaatsen te reserveren voor de ochtendtrein van overmorgen naar het nog hoger gelegen stadje Nuwara Eliya.
Terwijl ik de kaartjes wegstop in mijn portemonnee waarschuw ik A. wel, dat deze treinrit, door The Lonely Planet aangemerkt als een van de hoogtepunten van een Sri Lankaanse vakantie, een ideaal doelwit vormt voor een nieuwe aanslag. A. is het daar niet mee eens: de luxueuzere middagtrein, die alleen uit eersteklas wagons bestaat die voorzien zijn van extra grote ramen, lijkt haar een waarschijnlijker doelwit. Een hele geruststelling.
We drinken wat water in de schaduw van een weelderig bloeiende flamboyant, een tropische boomsoort met diep rood-oranje bloemen. Op een lagergelegen sportveld zijn een paar jongens aan het cricketen. Hoewel ik in gedachten al meerdere malen ben doodgeschoten, opgeblazen en onthoofd, voel ik me stiekem best wel op mijn gemak, de laatste paar dagen. De mensen zijn aardig, het landschap is prachtig, de situatie in het land lijkt onder controle. Ik zeg het nog net niet hardop, maar ik voel er steeds meer voor om gewoon te blijven.
Maar schijn bedriegt. Als we tegen het einde van de middag terugkeren naar ons hotel, wacht ons slecht nieuws. Onze zoon heeft een e-mail gestuurd met een link naar een artikel van de NOS. Het Nederlandse Ministerie Buitenlandse Zaken heeft het reisadvies voor Sri Lanka aangescherpt van code geel naar code oranje:
‘Volgens het ministerie zijn er nieuwe berichten dat het risico op vervolgaanslagen door voortvluchtige terroristen of religieuze wraakacties groot is. “De noodtoestand duurt voort, de klopjacht duurt voort en de spanning in het land neemt toe”, laat een woordvoerder van het ministerie weten. “Als het geen noodzakelijke reis is, word je geadviseerd nu terug naar Nederland te komen.” ’
Vanaf morgen zullen de gezamenlijke Nederlandse reisorganisaties met behulp van het calamiteitenfonds extra vliegtuigen inzetten om iedereen zo snel mogelijk naar huis te brengen. Let wel: het gaat daarbij alleen om de naar schatting zeshonderd Nederlanders die een georganiseerde reis hebben geboekt.
Hoe moet het dan verder met mensen zoals wij, die hier op eigen houtje heen zijn gekomen? Er lijkt een zelfde soort tweedeling te ontstaan als die tussen mensen in loondienst, voor wie alle verzekeringen en pensioenen keurig geregeld worden, en zzp’ers zoals ik, die aan hun lot worden overgelaten. Mooi is dat. Ik lees verder:
‘Tientallen backpackers uiten al de hele dag hun zorgen in verschillende Facebookgroepen. “Wij kunnen hier helemaal niets, alleen maar wachten”, zegt de Nederlandse Jill tegen de NOS.’ […] De voorzitter van de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR) zei eerder al geen zicht te hebben op de individuele of zelfstandige reizigers. “Die kunnen we niet helpen. Deze repatriëringsvlucht valt onder de voordelen van pakketreizen. Ik kan alleen zeggen: boek de volgende keer een pakketreis. Maar wij maken ons ook zorgen erover.” ’
De volgende keer?! Bedoelt hij in een volgend leven? Er klinkt iets triomfalistisch in zijn woorden door: kijk die zelfstandigen eens, die hun neusjes altijd zo ophaalden voor georganiseerde reizen. Nu piepen ze opeens anders! Gelukkig is niet iedereen zo hardvochtig als de voorzitter van de ANVR. Achter de schermen wordt druk overleg gepleegd of er niet toch iets voor ons geregeld kan worden.
Van het zorgeloze gevoel van eerder vanmiddag is niets meer over. We moeten hier weg. Liefst zo snel mogelijk. Maar hoe? Volgens die Jill uit het NOS-artikel zou er nu al een run zijn op de laatste tickets het land uit. Straks lukt het niet eens meer.
Ondertussen is er een tweede sms’je binnengekomen van de ambassade in Colombo, deze keer om ons erop te attenderen dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken het reisadvies voor Sri Lanka heeft aangescherpt van code geel naar code oranje.
Heel fijn, jongens, maar wat moeten we doen?
Terwijl de struisvogel maar weer een keer gaat zwemmen, blijft de angsthaas achter op het balkonnetje van hun hotelkamer, driftig in de weer met zijn mobieltje om de laatste nieuwsupdates te vinden.
Ook andere landen hebben hun reisadviezen aangescherpt. Volgens de Amerikaanse en Israëlische inlichtingendiensten zijn er zeer sterke aanwijzingen dat er nog meer aanslagen gaan plaatsvinden.
Ondertussen dreigen in Negombo de spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen uit de hand te lopen. Boze inwoners hebben het vooral gemunt op de ahmadi’s, Pakistaanse vluchtelingen die in eigen land hun leven niet veilig waren omdat ze met hun vorm van geloof geen echte moslims zouden zijn. Nu zijn ze hun leven opnieuw niet veilig omdat ze juist wel als moslims worden gezien. Honderden doodsbange ahmadi’s zijn de stad inmiddels ontvlucht en worden voorlopig elders ondergebracht.
Ook binnen de politiek neemt de onrust toe. De president heeft het hoofd van de politie en de hoogste man bij defensie gevraagd hun functies neer te leggen, omdat ze de waarschuwingen over de op handen zijnde aanslagen genegeerd zouden hebben. Zelf ontkent hij in alle toonaarden dat hij door hen op de hoogte zou zijn gebracht. Overigens lijkt het hoofd van de politie niet van zins zomaar op te stappen.
Opkijkend van mijn mobieltje zie ik met lichte afgunst hoe A. in het zwembad een gesprek heeft aangeknoopt met de artistiek-intellectueel ogende man en twee vrouwen die vanochtend zo’n sympathieke indruk op ons maakten, zoals ze aan het ontbijt met elkaar zaten te praten. Aan het Engels van de man meende ik te horen dat ze uit mijn geliefde Ierland kwamen. Hoe kan het toch dat A. zo ontspannen blijft, terwijl ik me hier op het balkonnetje zit op te vreten? Het begint al aardig donker te worden, en ze blijft maar lullen met die mensen.
‘Allahoe akbar!’ klinkt het vanuit de diepte.
Ook dat nog. Het is de muezzin van een lagergelegen moskee, die nu losbarst in een jengelende oproep tot het avondgebed. Kan hij voor deze ene keer niet wat minder hoog van de toren blazen? Hadden de autoriteiten niet een dringend verzoek gedaan aan alle religieuze stromingen om hun ceremoniële uitingen de komende tijd te temperen of zelfs achterwege te laten?
Aan de andere kant begrijp ik de muezzin wel: hij wil zijn doodsbenauwde broeders en zusters een hart onder de riem steken. Kijk maar naar wat er met die arme ahmadi’s uit Negombo is gebeurd.
Sinds de aanslagen wringen de moslims van Sri Lanka zich in allerlei bochten om hun goede bedoelingen te tonen. Hun leiders hebben niet alleen de aanslagen in de scherpste bewoordingen veroordeeld, ook hebben ze vrouwen geadviseerd de komende tijd geen gezichtsbedekkende kleding te dragen, zodat de politie en het leger hen makkelijker kunnen identificeren.
Daarnaast hebben ze uit solidariteit met de christelijke gemeenschap aangeboden om komende zondag de wacht te houden bij alle kerken. Daar is echter vriendelijk voor bedankt. Het mooie gebaar zou bij veel kerkgangers toch verkeerd kunnen vallen. Bovendien blijft de aartsbisschop van Colombo bij zijn besluit om alle missen van aanstaande zondag af te gelasten. Hij vindt de situatie in het land nog te gevaarlijk.
Terwijl de muezzin maar door jengelt, wordt het gesprek in het zwembad hoe langer hoe vrolijker. Waar hebben ze het toch over? We kunnen niets, had die Jill tegen de NOS gezegd. We kunnen alleen maar wachten. Ik begrijp precies wat ze bedoelt. Ik word gek van het wachten, van het wachten op duidelijkheid, zodat we eindelijk weten wat ons te doen staat. Ik kan al niet wachten tot die muezzin zijn smoel houdt, of tot A. is uitgekletst met die o zo toffe gasten in het zwembad. Ik word helemaal gek, hier op het balkon. Het is godverdomme code oranje, A.! Kom toch uit dat zwembad. We moeten naar huis!
Als A. dan eindelijk is teruggekeerd en zich heeft aangekleed, is het inmiddels aardedonker. Dat gaat altijd razendsnel, hier in de tropen. De man komt inderdaad uit Ierland, vertelt ze. Maar zijn vrouw is Nieuw Zeelandse, en de andere vrouw blijkt opmerkelijk genoeg hun dochter te zijn. Op de een of andere manier maakt dat hen net iets minder bohemien dan ik had verwacht. Niet dat ze daarmee minder sympathiek zouden zijn. Zo is het ook weer niet.
Over de situatie in het land is de man uiterst principieel, gaat A. verder. Nooit en te nimmer moet je zwichten voor terreur. Het is nu juist zaak om precies te blijven doen wat we allemaal al deden. Dat geldt in de eerste plaats voor de Sri Lankanen zelf, maar zeker ook voor ons toeristen. Daarom heeft hij lak aan ministeriële reisadviezen, journalistieke updates of uitgaansverboden. Hij en zijn vrouw en dochter gaan gewoon door met hun vakantie.
Het is een verfrissend tegengeluid na alle onheilstijdingen, dat ook beter strookt met ons eigen gevoel van de laatste paar dagen: de mensen zijn nog altijd even aardig, de rijst met curry blijft even smakelijk, de jungle even weelderig en groen. Fuck die terroristen. Maar ja, code oranje is toch ook niet niks.
Terwijl A. die nacht heerlijk ligt te snurken, kan ik de slaap maar niet vatten. Was ik maar zo stoer als die sympathieke Ier, die met een dikke middelvinger precies doet waar hij zin in heeft, zonder enige angst – of nee, dat is het niet zozeer. Waar ik vooral jaloers op ben, is dat hij het niet nodig acht zich nader te informeren.
Na drie dagen word ik namelijk stapelgek van al die live blogs en ellenlange achtergrondartikelen. Toch wil ik alles meewegen om tot een weloverwogen keuze te komen. Maar kan dat überhaupt, een weloverwogen keuze maken in een crisissituatie? Wat je ook doet, het blijft een gok. Het gaat er dus om, dát je iets doet. Maar in plaats van de knoop door te hakken, maak ik die knoop alleen maar ingewikkelder met al dat wikken en wegen van me.
En ja hoor, we zijn weer thuis. De huidige impasse komt uit hetzelfde voort als de moeite die ik als schrijver heb om een volgende zin op papier te krijgen. Ze zeggen altijd dat je jezelf op vakantie tegenkomt. Of anders in crisissituaties. Hier op Sri Lanka kom ik mezelf dus dubbel en dwars tegen. Dat ik hier zo lig te piekeren heeft niets meer met die stomme terroristen te maken. Dit ligt puur en alleen aan mezelf. Mea culpa, mea culpa!
Mijn existentiële crisis komt abrupt ten einde als ik voor de zoveelste keer mijn mobieltje van het nachtkastje gris om te kijken hoe laat het is en zie dat onze zoon een nieuw mailtje heeft gestuurd, alweer met een link naar een artikel van de NOS.
‘SOS International en reisverzekeraars halen backpackers uit Sri Lanka’, luidt de kop, met daaronder de tekst: ‘De komende dagen worden alle Nederlandse reizigers uit Sri Lanka terug naar Nederland gehaald.’ Gemakshalve wordt iedereen die geen georganiseerde reis heeft geboekt een backpack toegedicht, in mijn geval overigens terecht, maar laten we daar niet moeilijk over doen. Alle reizigers terug naar Nederland: in één klap ben ik van al mijn gepieker verlost, nu er van hogerhand is besloten tot een algehele evacuatie.
Het enige vreemde is dat ik dit midden in de nacht via de NOS moet vernemen. Waar blijven de nadere instructies van de ambassade? Ik begin door de aardedonkere kamer te ijsberen. Staan we wel op hun lijst? Straks vergeten ze ons nog. Nul nul eenendertig, twee vier zeven twee vier zeven twee vier zeven. Dat is het noodnummer van Buitenlandse Zaken. Maar ik wil ze niet bellen zonder eerst met A. te overleggen.
Ik moet me inhouden om haar niet wakker te schudden. Het zit erop, schat. We gaan naar huis. Ze zal er niet blij mee zijn. Haar kennende zal ze alsnog willen uitwijken naar Indonesië of God mag weten waar, een heilloos idee waar onze zoon en een tante van haar ook al mee kwamen. Sorry hoor, maar nog afgezien van de extra kosten kan ik het niet meer opbrengen om na deze stressvolle dagen ergens anders weer leuk vakantie te gaan lopen vieren. Ik voorzie grote onenigheid en laat A. nog maar even slapen. Twee vier zeven, twee vier zeven twee vier zeven. Het kan me niet snel genoeg licht worden.
Bij het eerste ochtendgloren lees ik het bericht van de NOS nog een keer door. Alle Nederlandse reizigers naar huis. Het staat er echt. Toch slaat de twijfel bij mij toe. Ik speur nog wat verder op andere nieuws-sites. Hoewel woorden van dezelfde strekking ook elders te lezen zijn, blijkt als je alles heel goed doorleest dat er net iets anders wordt bedoeld: alle reizigers die daar behoefte aan hebben worden geëvacueerd.
Je kunt het nog net geen nepnieuws noemen, maar door zo’n cruciale nuancering in een onopvallend bijzinnetje ergens in de vijfde of zesde alinea weg te moffelen, heeft de Nederlandse pers me aardig op het verkeerde been gezet. En mij niet alleen, want later zal blijken dat onze familie en vrienden het bericht op precies dezelfde manier hebben geïnterpreteerd.
Wij zijn dus nog steeds aan zet. We kúnnen weg, maar het hoeft niet. Gek genoeg ben ik nu pas werkelijk opgelucht. Kennelijk wil ik het moment van vertrek liever zelf bepalen, hoe lastig dat ook is. Bij het idee dat een ander dat voor mij doet, word ik een beetje obstinaat, zo merk ik nu.
Aan het ontbijt bespreken A. en ik de nieuwe situatie die is ontstaan. Enerzijds staat het ons tegen om nu al naar huis te gaan. Anderzijds moeten we niet naïef zijn. De toestand in het land is wel degelijk precair. In de bijna drie weken die we hebben te gaan kan er nog van alles misgaan – nieuwe aanslagen, rellen en wraakacties, muitende legerdivisies, wie zal het zeggen.
Vanaf het terras waar we zitten te ontbijten, zwaaien we naar de Ier en zijn vrouw en dochter, die in de richting lopen van een gereedstaande tuktuk met benijdenswaardig compacte backpacks en een al even benijdenswaardig opgeruimd gemoed, op weg naar een volgend avontuur. Stonden wij maar zo makkelijk in het leven.
Niet veel later raken we aan de praat met een Engels echtpaar. Net als wij waren ze van plan de trein te nemen naar Nuwara Eliya. Daar hebben ze van af moeten zien: na lang beraad hebben ze besloten geen verdere risico’s te nemen en vanavond naar huis te vliegen, een week eerder dan gepland. Hun verzekering blijkt de kosten te dekken. Tja. Ook hun keuze is volkomen begrijpelijk.
Enerzijds, anderzijds. Wat is wijsheid?
In plaats van ons meteen te melden bij de Nederlandse hulpdiensten, hetgeen einde verhaal zou betekenen, stelt A. voor om toch nog even contact op te nemen met onze luchtvaartmaatschappij, Qatar Airways. Misschien zijn zij bereid om ons ticket op een later tijdstip nog te veranderen. Dat lijkt mij een erg optimistisch scenario, gezien de chaotische toestanden op het vliegveld waar ik over gelezen heb, maar nooit geschoten is altijd mis.
A. voert een chat met een medewerker van Qatar Airways. Over een week zal de grootste groep toeristen het eiland hebben verlaten, is zijn inschatting. Dan zal het een stuk rustiger zijn op het vliegveld, mochten we alsnog eerder naar huis willen. En omdat Qatar Airways voorlopig doorgaat met hun dagelijkse dienst tussen Colombo en Doha, verwacht hij geen problemen met het veranderen van ons ticket. Gezien de bijzondere omstandigheden zijn daar geen extra kosten aan verbonden. We besluiten de gok te wagen.
Misschien ben ik toch niet zo’n angsthaas als we dachten. Maar evenmin is A. een struisvogel. Zij wil wel degelijk dat we het nieuws scherp in de gaten houden, en dat we hier alleen blijven zolang we ons daar allebei prettig bij voelen. Zij ziet de dingen weliswaar zonniger in dan ik, terwijl ik weer wat beter ben in het verzinnen van doemscenario’s, maar als het erop aankomt zijn we geen van beiden zwart-wit denkers. Dat maakt ons misschien minder dapper dan die Ier die overal lak aan heeft, maar we slaan ook niet meteen op de vlucht bij de woorden ‘code oranje’. Zolang er ruimte is om te twijfelen, doen we dat het liefst.
Waar ik vannacht het speuren naar nieuwsupdates nog vervloekte, omarm ik het nu als een taak die mij goed ligt. Ik moet hier wel bij vermelden dat de berichtgeving over Sri Lanka langzaamaan overzichtelijker begint te worden. Hoe langer er geen nieuwe doden meer vallen, hoe meer live blogs er de brui aan geven, totdat alleen Al Jazeera en Newsfirst Sri Lanka overblijven. Maar wat mijn taak vooral verlicht, is het besef dat ik op reis ben met een gelijkgestemde ziel.
(ga verder naar deel 7: ferme taal)