
Ferme taal
Op boeddhistische feestdagen is de verkoop van alcohol in Sri Lanka verboden. Wie op andere dagen aan drank wil komen, is aangewezen op speciale verkooppunten. Daar hangt vaak een ietwat louche, smoezelig sfeertje. Terwijl je van alle kanten wordt aangestaard door morsige mannen met bloeddoorlopen ogen en een fles sterke drank in de hand, moet je aan een loket met gewapend glas je bestelling doen, waarna je de aangeschafte alcoholica via een schuifluikje krijgt toegestopt.
Als we hier in Ella een paar blikjes bier willen kopen, blijkt dat ook in de kroeg te kunnen. Het is een sombere, lage ruimte waar uitsluitend mannen te zien zijn, van wie de meesten alleen zitten. De bar bevindt zich helemaal achterin. Als we weer op weg zijn naar de uitgang worden we aangesproken door twee mannen aan een tafeltje, een zestiger en een veertiger.
Het zijn taxichauffeurs uit Colombo, die een dag op pad zijn met wat toeristen en nu even pauze hebben. De oudere van de twee wil een foto van ons nemen, als lokkertje voor potentiële nieuwe klanten: zien jullie nou wel, je kunt hier best nog reizen, want als dit brave oudere echtpaar het aandurft, waarom jullie dan niet?
We vragen de mannen wat zij van de situatie vinden. Kunnen we inderdaad nog vrijuit rondreizen? We hebben vanochtend namelijk een verontrustend berichtje gelezen. Na een tip heeft de politie tweehonderd ontstekingsmechanismen gevonden in een greppel nabij Nuwara Eliya. Dat is het bergstadje waar we morgen met die leuke trein naartoe wilden gaan. We waanden ons veilig, hier in ‘hill country’. Nu komt het gevaar opeens een stuk dichterbij.
De jongere chauffeur, een mooie man die dat erg goed van zichzelf weet, legt ons met een charmante glimlach uit hoe het precies zit, waarbij hij zich steeds meer tot A. richt en steeds minder tot mij.
De president, zo vertelt hij haar, heeft zojuist in een televisietoespraak tot het volk gewaarschuwd dat er nog altijd zo’n honderddertig potentiële terroristen vrij rondlopen. A. kijkt hem met grote ogen aan. Honderddertig? Jazeker, lacht hij haar minzaam toe, dat is inderdaad niet niks. Maar met de dag krijgen de politie en het leger de situatie beter onder controle.
Wat A. vooral niet moet doen is na zonsondergang reizen. Dat is echt nog veel te gevaarlijk. Dat betekent ook dat ze na donker uit de buurt moet blijven van bus- en treinstations! Maar overdag? Nee, overdag kan haar weinig meer overkomen.
Als we weer buiten staan, is A. nog altijd een beetje beduusd van de waarschuwingen van de chauffeur. Ik gooi het erop dat hij met haar zat te flirten, met als beproefde verleidingstactiek: maak het vrouwtje eerst bang, zodat je haar vervolgens kunt imponeren met je expertise of je heldhaftigheid, en het liefst met allebei.
Wat voor de taxichauffeur geldt, geldt in zekere zin ook voor de president. Het Sri Lankaanse volk is dan de dame in nood, die hij wel even zal komen redden van de honderddertig voortvluchtige terroristen. Hopelijk vergeet de bekoorlijke dame dan ook, dat de aanslagen wellicht voorkomen hadden kunnen worden als de veiligheidsdiensten van diezelfde president hun werk beter hadden gedaan.
Een soortgelijke verleidingstechniek zagen we eigenlijk ook al na 9-11. Eventjes stond de Amerikaanse president flink in zijn hemd. Maar al snel wist hij het vrije westen bang te maken voor de vermeende massavernietigingswapens van het monster Saddam Hussein, zodat hij weer de grote held kon spelen.
Als we de berichten van de Sri Lankaanse nieuwsdienst mogen geloven, loopt het opsporen van handlangers en sympathisanten gesmeerd, met dagelijks tientallen arrestaties. Tja, als je de namen van de zelfmoordterroristen al vóór de aanslagen op een presenteerblaadje krijgt aangereikt door de Indiase geheime dienst, dan is het na afloop niet zo heel erg moeilijk om hun vele broers, neven, ooms en echtgenotes op te sporen en in te rekenen. Noem die voor het gemak ‘terrorist’, en je hebt al snel honderddertig of meer achter de tralies zitten.
Toch is het niet alleen bluf of grootspraak van de Sri Lankaanse president. De volgende ochtend, vlak voordat we de trein moeten nemen naar Nuwara Eliya, lees ik dat er vannacht in een stadje aan de oostkust zestien doden zijn gevallen bij de omsingeling en bestorming van een verdacht gebouw.
Onder de doden bevinden zich drie gezochte familieleden van de terroristenleider. Tijdens de bestorming door de politie hebben de terreurverdachten niet alleen zichzelf opgeblazen, maar ook een aantal vrouwen en zes van hun kinderen. Het gebouw werd gebruikt als wapenopslagplaats en om bomgordels te vervaardigen, en was vermoedelijk ook de locatie waar de foto van de aanslagplegers met de IS-vlaggen is genomen.
Hoewel het vuurgevecht helemaal aan de oostkust heeft plaatsgevonden en we van deze terroristen in ieder geval geen last meer zullen hebben, zie ik verschrikkelijk op tegen de treinrit van zo dadelijk. Ik krijg die tweehonderd ontstekingsmechanismen maar niet uit mijn hoofd. Ook komt het advies van de mooie taxichauffeur om ’s nachts niet te reizen hoe langer hoe onzinniger op me over. Je kunt er misschien leuke vrouwen mee bang maken, maar een terrorist voldoet niet aan het archetype ‘enge man in het donker’. Bij voorkeur slaat hij juist toe op klaarlichte dag.
(ga verder naar deel 8: time for tea!)
. . . het wordt steeds spannender . . . ben benieuwd naar het vervolg ! Elma Oosterhoff
LikeGeliked door 1 persoon