Het werd Sri Lanka (deel 8)

time for tea

Time for tea!

Een paar zwaarbewapende soldaten lopen heen en weer over het perron. Een van hen, een lange magere gestalte, draagt een donkere zonnebril. Waar hij langskomt, vallen de gesprekken stil. Dat weet hij. Het is een ijdeltuit. Opzichtig houdt hij zijn wijsvinger in de aanslag, vlakbij de trekker van zijn kalasjnikov.

Het is maar goed dat A. onze paraplu heeft opgeborgen in haar koffer. Op onze wandeling gisteren zat hij in mijn kleine rugzakje, en toen ik graaiend naar de waterfles per ongelukkig op het ontsluitingsmechanisme drukte, schoot hij plotsklaps te voorschijn. Stel je voor dat ik dat kunstje hier had geflikt. Wellicht had Magere Hein me in een reflex doorzeefd met kogels.

De trein komt aan, we stappen in en vinden al snel onze plaatsen. Het feest kan beginnen. Maar hoe betoverend mooi de eucalyptusbossen, de kolkende bergstroompjes en panoramische vergezichten ook zijn, ik blijf gespannen, al helemaal als de trein met een serie schokken en luide knallen tot stilstand komt. Daar zul je ze hebben. 

Maar als ik mijn neus tegen het raam druk, zie ik dat we bij een piepklein stationnetje zijn aangekomen. Ik schrik al minder als de trein met dezelfde serie schokken en knallen weer in beweging komt.

In de negentiende eeuw hebben de Engelsen hier hoog in de heuvels bossen laten kappen om theeplantages aan te leggen. Ook hebben ze arbeiders uit India laten overkomen, de zogeheten Hill Tamils. Dat zijn weer andere Tamils dan degenen die al vele eeuwen in het noorden en oosten van het land wonen en tijdens de recente burgeroorlog voor onafhankelijkheid hebben gestreden. Decennialang leefden de theeplukkers onder erbarmelijke omstandigheden. De laatste jaren is hun situatie enigszins verbeterd, hoewel ze nog altijd door velen als tweederangsburgers worden beschouwd.

Het gematigde bergklimaat was niet alleen ideaal voor het verbouwen van thee. De Engelse kolonisten zochten hun toevlucht hier om aan de broeierige warmte van de laaglanden te ontsnappen. Nuwara Eliya werd hun ‘home away from home’.

Ze lieten er Victoriaanse villa’s bouwen, met gemanicuurde gazons en borders vol prachtige bloemen. Ook werd er ruimte vrijgemaakt voor golfterreinen, cricketvelden en tennisbanen, zodat ze zich konden vermaken terwijl de Indiase Tamils de thee voor hen plukten. Veel van deze koloniale pracht en praal is tot de dag van vandaag zorgvuldig geconserveerd gebleven.

Op de dag van onze aankomst wordt de Engelse sfeer vervolmaakt door een grauwe lucht en een temperatuur van amper 18 graden. Tijdens onze eerste verkenning van de stad strijken we neer in de tuin van het Grand Hotel, precies het soort luxe etablissement waar de aanslagen van afgelopen zondag zijn gepleegd. Niet voor niets staat er een legerjeep op het parkeerterrein.

A. heeft een pot ‘orange pekoe’ besteld, ik ga snobistisch voor een duurdere thee uitsluitend getrokken van ‘silver tips’, de eerste jonge scheuten van de theestruik. Ben ik nou zo’n lomperik, of smaakt mijn exquise drankje vooral naar warm water? Het mag de pret niet drukken. Daar zitten we dan als Lord and Lady, op het gazon van ons buitenverblijf, ‘keeping a stiff upper lip’ in Nuwara Eliya, terwijl de wereld om ons heen naar de verdoemenis gaat.

(ga verder naar deel 9: onze Saoedische vrienden)

Eén reactie op “Het werd Sri Lanka (deel 8)”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: