Het thuisfront
Hoe verkoop je het besluit om langer te blijven aan de mensen thuis? Soms is het minder eng voor degene die op de rand van de afgrond staat dan voor degenen die op veilige afstand toekijken. Het is een terugkerend thema in de gesprekken die we met de andere overgebleven toeristen voeren. Bovenop Sigiriya Rock hadden we het erover met een Australisch echtpaar van onze leeftijd. De moeder van de vrouw had hun gesmeekt om naar huis te komen. Toch zijn ze gebleven.
Voor zover onze moeders zich zorgen maken, laten ze daar weinig van merken, vermoedelijk om ons niet extra te belasten. Wij zullen de situatie ter plaatse beter kunnen beoordelen, zeggen ze allebei. Ik probeer me voor te stellen hoe het zou zijn als een van onze kinderen zich hier had bevonden, en ik de thuisblijver was geweest. Ik had waarschijnlijk geen oog meer dichtgedaan. Of ik daar iets van had laten merken? Ik hoop dat ik me zou kunnen inhouden.
Als een van onze kinderen had geëist dat we naar huis zouden komen, zo stelt A. in hetzelfde gesprek met het Australische echtpaar, dan hadden we daar meteen gehoor aan gegeven. Ik zie dat alleen niet zo snel gebeuren, gezien de asymmetrie inherent aan een ouder-kind relatie. Niet dat onze kinderen zich niet om ons bekommeren. Ze leven – en denken – voortdurend met ons mee. Daar hebben we heel veel aan, net als aan de meelevende mailtjes van andere familieleden en vrienden.
Zouden we dat nou wel doen, vraagt onze zoon bijvoorbeeld, als we ertoe neigen ons niet te laten evacueren. Is het niet relaxter om onze vakantie in een ander land voort te zetten? En onze dochter wil ons niet onnodig verontrusten, maar heeft een bericht gelezen over een rondrijdend busje met terroristen vermomd als militairen. Of we dus alsjeblieft voorzichtig willen blijven.
Ik had trouwens ook al over dat busje gelezen – het zou om een memo van hoge politiefunctionarissen gaan – maar neem het met een flinke korrel zout. Er worden de laatste tijd wel meer dingen geroepen. Het is tekenend voor de internationale pers dat ze uitgerekend zo’n berichtje eruit pikken. Een busje vol terroristen verkleed als militairen spreekt tot de verbeelding. Hoewel het slechts om een gerucht gaat, kan de lezer er iets mee, meer dan met de nuchtere constatering dat het dagelijkse leven in het overgrote deel van het land gewoon z’n gangetje gaat.
Onze familie en vrienden geven ons gelijk: de media en de politiek kloppen alles altijd op. Toch doen ook wij de waarheid enig geweld aan, door haar juist een tikkeltje te verdunnen. We vertellen bijvoorbeeld niet over de ontstekingsmechanismen die in Nuwara Eliya zijn gevonden vlak voordat wij erheen gingen. Dat zou afbreuk doen aan ons geruststellende verhaal dat we ‘diep’ in het binnenland zitten, ‘ver’ van alle ellende.
Niet alleen respecteren de mensen thuis onze keuze om te blijven, ze spreken ook hun bewondering erover uit. Dat doet ons goed. We groeien in onze rol. Eigenlijk is het best wel stoer wat we doen, stoerder dan gemiddeld, in ieder geval. We spelen theater, en onze familie en vrienden doen alsof ze daar intrappen. Ook zij spelen theater.
We houden onszelf net zo goed voor de gek. Om een gevoel van controle te krijgen over een wezenlijk oncontroleerbare situatie, verzinnen we allerlei wijsneuzige argumenten rond ons doen en laten.
Zo gaan we wél naar de drie Ancient Cities in het binnenland, maar niet naar Trincomalee, een stad aan de oostkust, hoe graag we er ook heen hadden gewild. In deze tijd van het jaar is de zee daar kalmer dan aan de zuidkust, en je hebt er koraalriffen waar je mooi kunt snorkelen. Er is echter één probleem: er wonen veel te veel moslims.
Niet dat die allemaal iets kwaads in de zin zouden hebben, maar je moet wel realistisch blijven. De laatste voortvluchtige terroristen, in het nauw gedreven door leger en politie, zullen eerder een schuiladres vinden in een regio waar veel geloofsgenoten wonen dan elders op het eiland. Als ik lees dat er een man in Trincomalee is aangehouden met een paar honderd staven explosieven in zijn bezit, denk ik: zie je wel, daar begint het gelazer al. Daarnaast kunnen de moslims zelf doelwit worden van wraakacties. Ook om die reden is het niet slim om tussen hen in te gaan zitten.
We zijn trouwens lang niet de enigen die het gebied rond Trincomalee tot no-go area hebben uitgeroepen. In ons hotel in Nuwara Eliya spraken we een Russische toeriste die een heel stuk jonger en een heel stuk wilder was dan wij. Ze liet zich bijvoorbeeld achterop een brommer rondrijden, in plaats van in een tuktuk. En ze was in haar eentje naar Sri Lanka gekomen, zelfs nog na de aanslagen. Haar zoon van dertien wilde niet mee, en dat was maar goed ook, want hij zou de hele dag toch alleen maar computerspelletjes spelen.
Voor zo’n waaghals die hier flink de bloemetjes kwam buitenzetten, was het des te opmerkelijker dat ze bij Trincomalee de grens trok. Het was haar uit het hoofd gepraat door een landgenote die al zeven jaar in Sri Lanka woonde. Die kon het dus weten.
Niet naar Trincomalee! Het wordt een soort mantra. Als we die maar vaak genoeg herhalen, dan kan ons niets meer overkomen. Niet naar Trincomalee.
Maar met nog maar een week te gaan begint er toch iets te kriebelen. We hebben nu al vijf dagen in Sombermans tropische paradijs doorgebracht, twee dagen langer dan oorspronkelijk gepland. Hoe heerlijk het hier ook is, een zwembad is toch maar een zwembad, en de zee de zee. De situatie in het land verbetert met de dag, zo lijkt het. De avondklok is vrijwel overal opgeheven en de sociale media zijn weer vrijgegeven. Zullen we niet toch naar Trincomalee, en dan doorreizen naar het vissersdorpje Nilavelli, waar je zo mooi kunt snorkelen?
Als we Somberman om advies vragen, verzekert hij ons dat we gerust die kant op kunnen gaan. Het toeval wil dat hij onlangs nog in Nilavelli is geweest met de hele familie. Hij heeft nog wel een aardig adresje voor ons. Later die middag maken we kennis met zijn veel vrolijkere broer, die ons een paar foto’s op zijn mobieltje laat zien van een gloednieuw luxehotel met een chique restaurant en een groot zwembad. Hij wil ze wel even bellen. Misschien kan hij korting voor ons regelen. Uit zowel budgettaire als romantische overwegingen geven we echter de voorkeur aan een eenvoudiger etablissement dat A. in de tussentijd heeft gevonden, met rieten hutjes pal aan het strand.
Ook wat betreft het vervoer laten we de teugels van onze voorzichtigheid vieren. De volgende dag nemen we voor een paar euro per persoon een hevig rammelende en klepperende tweede- en derdeklas trein naar de oostkust. Aan zitplaatsen deze keer geen gebrek.
Toch blijft er iets knagen. Tarten we het lot niet, door nu wél naar Trincomalee te gaan?
In het verleden, als ik weer eens zo’n krantenberichtje las over een paar toeristen die op een afgelegen zuid-Filipijns eilandje waren afgeslacht door separatisten, of over een entomoloog die diep in de Colombiaanse jungle onverhoeds een guerrillakamp binnen kwam huppelen met zijn vlindernetje, betrapte ik mezelf op de gedachte: wie gaat daar dan ook heen? Nu ben ik het zelf.
De paar Belgen, Fransen of Russen die hier eveneens zijn gebleven lopen precies dezelfde risico’s als wij. Maar van hen kun je nog denken dat ze verkeerd hebben gegokt, terwijl wij zo arrogant zijn geweest om de uitgestoken hand van onze hulpdiensten te weigeren. In ons geval is het echt eigen schuld dikke bult.
De Nederlandse media bewijzen ons een slechte dienst door te volharden in hun slordige berichtgeving. ‘Laatste backpackers uit Sri Lanka morgen thuis’ kopten ze een paar dagen geleden. Daardoor lijken we nog roekelozer en radicaler. Eigenlijk bestaan we al niet eens meer.
Onze kinderen zijn weliswaar volwassen, maar nog aan de jonge kant om verweesd te raken. En hoe zal het voor onze moeders zijn, die al de nodige verliezen in hun leven hebben moeten incasseren? Hoe haalden we het in ons hoofd om hier te blijven, en dan ook nog eens de trein te nemen naar Trincomalee, regelrecht onze dood tegemoet? Zouden zulke gedachten nog door me heen flitsen, op het moment dat mijn gijzelnemer me bij de haren beetpakt en mijn keel begint door te snijden?
(ga verder naar deel 12: waar is het feest?)